Verhalen uit de praktijk
Met deze 'verhalen uit de praktijk' probeer ik een beeld te schetsen en een gevoel over te brengen. Alle verhalen zijn waargebeurd. Namen zijn fictief om de privacy van de betrokkenen te beschermen. Iedere herkenning berust op basis van de teksten op puur toeval.
Angst
In een klein kamertje, gehuld in duisternis, lag ze als een plank in bed. Haar knokkels klemden zich vast aan het dekbed, wit van de inspanning. Haar hele bestaan is een aaneenschakeling van angsten. Haar ogen zo groot als schoteltjes staren mij angstig aan. Ze is bang en angstig voor alles wat komen gaat. Ze heeft zuurstof tegen de benauwdheid, die de longkanker met zich meebrengt.
Alles wil ze onder controle houden, uit angst voor het onbekende. Elke ademhaling die ze doet wil ze bewust doen. Ze wil alles in de hand houden. Uit gesprekken met haar broer blijkt dat dit niet alleen door haar ziekte kwam; het was altijd al zo geweest. Er is een grote liefde in haar leven geweest, toen bleek dat de man in kwestie een andere geaardheid had, hield ze het voor gezien wat betreft de liefde. Ze heeft haar hele leven gewoond in het ouderlijk huis waar ze ook is opgegroeid, het is haar grote wens hier te sterven. Maar is dat allemaal wel te realiseren? Met die vraag werd ik benaderd door haar broer.
Een leven lang had ze als secretaresse gewerkt, veilig en vertrouwd. Maar nu, geconfronteerd met ziekte, moest ze zich langzaam overgeven aan de vreemde handen van thuiszorg. Elke nieuwe gezicht deed haar schrikken, een angstige blik in haar ogen: "Wat willen jullie van me?"
Stukje bij beetje gaf ze zich over aan het onvermijdelijke. Kleine overwinningen op haarzelf, een moedige strijd tegen de angst die haar leven beheerste. Vanavond was anders. Morfine, voor het eerst, om de nacht dragelijk te maken. In de duisternis zat ik naast haar bed, het zachte borrelen van het zuurstofapparaat vulde de kamer.
Na een voetmassage, een poging tot ontspanning, brak uit het donker een piepkleine stem: "Hoe weten ze zeker dat ik dood ben?" Ik vraag wat ze bedoeld. Nog zachter, fluisterend bijna zegt ze: "Of ik wel echt dood ben." Ik ben zo bang dat ik onder de grond wakker zal worden. Ik leg haar uit dat dat scenario's uit films zijn. Ik vertel haar dat dit in Nederland nooit gebeurd, dat er altijd een schouwarts de dood komt constateren. Ze is gerustgesteld, ik beloof haar dat ik het zal doorgeven aan haar huisarts zodat ze deze angst ook met hem kan bespreken. Dan is er weer de stilte, die zei opnieuw doorbreekt met de vraag:
"Vind je mij nu niet stom?" Een houterige knuffel volgt, ze is het niet gewent, totaal uit haar comfort zone gehaald, ze doet zo haar best. Uit de grond van mijn hart zeg ik haar, dat ik het bewonder hoe ze zich hier doorheen slaat, en dat ik haar een heel lief en stoer mens vind. Ze is ontroerd en ik ook, rustig wacht ik tot ze slaapt.
Kees
Op een warme dag stap ik de bedompte kamer binnen. Kees, een man achterin de zeventig, zit vermoeid op zijn bed. Zijn ogen vertellen een verhaal van een leven dat ooit vol glans was maar nu overschaduwd wordt door ziekte en eenzaamheid. De gordijnen gesloten, de lucht muf. Een te dikke kat schiet weg achter een oude bank. Kees, sinds enkele jaren weduwnaar, deelt zonder omwegen zijn zorgen: "Ik ga dit niet meer lang volhouden."
Zijn handen, ontveld aan de binnenkant, vertellen het verhaal van zijn strijd. Hij kan niets meer vasthouden, geen schoenen meer dragen. Zijn zoon, die in het buitenland woont, is een weekje overgekomen tijdens de chemokuur, maar nu zit Kees alleen met zijn ellende. Hij voelt zich gevangen in zijn eigen huis, Met die handen kan ik nog geen aardappel schillen. Ik eet nu van die kant en klaar maaltijden. De huisarts heeft geregeld dat er twee keer in de week iemand komt om te douchen en ik sta op een lijst voor hulp in huis.
Tranen breken door wanneer Kees de angst voor de toekomst uit. De chemo heeft niet geholpen, en hij staat voor een nieuwe behandeling, in de hoop dat het zijn leven zou verlengen. Een gesprek over de kwaliteit van leven volgt, en Kees komt tot de conclusie dat die ver te zoeken is. Hij wil geen chemo meer, geen bijwerkingen. Samen bespreken we wat wel mogelijk is, wat nog de moeite waard is.
Twee weken later ontmoet ik een opgeknapte Kees. Zijn handen en voeten hebben wat rust gevonden, en na overleg met de oncoloog besluit hij niet voor een nieuwe chemokuur te gaan. Hij voelt zich beter, maar vermoeidheid sluimert. Een laatste wens wordt vervuld: een bezoek aan zijn zoon en kleinkinderen.
Terug thuis voelt Kees de eenzaamheid naderen. We bespreken opties, en een hospice wordt ter sprake gebracht. Aanvankelijk lijkt het hem niets, maar na een bezoek met mij verandert zijn perspectief. Alles moet geregeld worden: huis, spullen, uitvaart, en zelfs voor de kat moet een nieuw thuis worden gevonden.
We zetten alles op papier, regelen en ordenen. Kees gaat naar het hospice en blijft graag wekelijks mijn bezoek ontvangen. Hij vertelt over zijn leven, geniet van de aandacht in het hospice. Het einde komt sneller dan verwacht, maar Kees aanvaardt het. Foto's van dierbaren sieren de kamer. Zijn zoon is bij hem. De volgende dag bereikt me het bericht: Kees is in alle rust overleden.
Zijn laatste dagen, omringd door herinneringen en dierbaren, vormen een afscheid waarin vrede en acceptatie samenkomen.